Putten die produceren uit ongeconsolideerde fijnzandige reservoirs tussen 300 en 1250 m-mv kunnen deeltjes (slib en fijn zand) vanuit het reservoir mobiliseren zodat deze mee geproduceerd worden. Voor een goede put werking is het belangrijk om zand- en sliblevering tot een minimum te beperken. De olie- en gasindustrie maakt ook gebruik van ondiepe putten en de kennis en ervaring die in deze sector is opgedaan kan eventueel worden gebruikt tijdens het ontwerpen, boren en ontwikkelen van geothermieputten van vergelijkbare dieptes.
De primaire onderzoeksvraag is in welke mate kennis en ervaringen uit de olie- en gasindustrie kunnen worden toegepast in ondiepe geothermie om zand- en sliblevering tot een minimum te beperken.
Het mee produceren van zand kan leiden tot versnelde slijtage van de bovengrondse installatie en kan het specifiek debiet van de put verminderen door verstopping van het filter. Door de toepassing van de juiste filterbuis en grindomstorting kan productie van zand en dus versnelde slijtage grotendeels worden voorkomen, blijkt uit deze inventariserende studie.
Binnen sectoren zoals de drinkwaterwinning, koude-/warmteopslag en olie- en gaswinning zijn, naast richtlijnen voor de selectie van de filterbuis en de grindomstorting, normen opgesteld voor de bepaling van het maximaal toelaatbare debiet waarbij geen zandlevering optreedt. Deze normen en richtlijnen zijn toepasbaar voor geothermie putten in fijnzandige formaties. In dit onderzoek wordt een eerste aanzet voor een norm voorgesteld om het maximaal toelaatbare debiet voor een geothermie put in een fijzandige ongeconsolideerde formatie te bepalen.
Projectnummer | 20104 |
---|---|
Startdatum | 01-12-18 |
Einddatum | 31-12-19 |
Afgerond | Ja |
Budget | €30.000 |
Uitvoerder | IF Technology |
Document |