WEcR: 'Glastuinbouwondernemers positief over duurzaam telen, maar hebben zorgen over de haalbaarheid'

Glastuinders willen stappen zetten om fossielvrij te produceren en zijn daar ook mee bezig. Zij geven echter aan twijfels te hebben of het mogelijk is en hoe ze het op hun eigen bedrijf moeten aanpakken. Gas is een zeer betrouwbare energiebron, terwijl bij de alternatieven vragen zijn over de jaarrond beschikbaarheid, of ze voldoende warmte leveren, of er voldoende CO2 beschikbaar blijft en of de techniek praktijkrijp is. Kortom: Glastuinders willen wel, maar ze hebben het gevoel dat ze niet fossielvrij kunnen produceren.

Als het gaat om residuvrij en zonder gebruik van chemische middelen telen is iets dergelijks te zien: telers willen wel residuvrij telen. Hier heeft men echter het gevoel niet te mogen. Het middelenpakket wordt steeds smaller, er zijn onvoldoende alternatieven en middelen die in een andere teelt of in het buitenland zijn toegestaan, mogen niet in hun gewas worden toegepast. Ze maken zich zorgen of ze bij een calamiteit (bijvoorbeeld een nieuwe plaag) nog wel kunnen ingrijpen.

Dit zijn de belangrijkste conclusies van Wageningen Economic research (WEcR) uit een onderzoek hoe glastuinbouwondernemers aankijken tegen de transities op energie- en plantgezondheidsgebied, waarbij het accent lag op energie. WEcR heeft 49 diepte-interviews gehouden en een enquête uitgevoerd onder  alle(ruim 1300) leden van Glastuinbouw Nederland. Dit leverde een respons van ruim 200 respondenten op.

In de gesprekken met glastuinbouwondernemers over het fossielvrij gaan produceren, wordt de overheid regelmatig genoemd als onzekere factor. De ondernemers maken daarbij geen onderscheid tussen het type overheid (gemeente, provincie of rijk). De belangrijkste redenen die de ondernemers noemen, zijn een gebrek aan stabiele regelgeving die innovaties over een langere termijn blijft ondersteunen, trage vergunningsprocedures en wijzigingen in het bestemmingsplan waardoor bepaalde investeringen achteraf voor niets geweest kunnen zijn. Glastuinbouwondernemers pleiten ervoor niet helemaal van het gas af te gaan, al was het maar om calamiteiten op te kunnen vangen als andere energiebronnen niet volledig aan de vraag naar warmte, elektriciteit en CO2 kunnen voldoen.

Met betrekking tot residuvrij gaan produceren is eenzelfde beeld te zien. De geïnterviewde glastuinbouwondernemers gebruiken zoveel mogelijke biologische bestrijders en zijn hier ook tevreden over. Maar ze maken zich zorgen over het steeds smaller wordende pakket chemische middelen dat mag worden ingezet om ziekten te bestrijden, terwijl er nog onvoldoende alternatieve middelen beschikbaar zijn. De alternatieve middelen zijn mild, maar daardoor ook minder effectief. Om hun handelingsmogelijkheden wat te verbreden, pleiten sommige telers voor een vlottere of gemakkelijkere toelatingsprocedure voor middelen die de biologie in stand houden. Het wringt bij hen dat ze deze middelen die helpen om residuvrij te produceren niet mogen gebruiken, terwijl dit elders wel kan (bij een ander type teelt, in het buitenland). Andere ondernemers willen beschikking houden over een chemisch ‘medicijnkastje’ dat in geval van nood kan worden ingezet.

Het onderzoek levert een aantal aanbevelingen op:

  • Zorg voor een stabiel en consistent overheidsbeleid rond klimaatdoelen en residuvrij produceren om ondernemers de kans te geven hun strategie erop af te stemmen.
  • Kennisverspreidings- en bewustwordingstrajecten rond de energietransitie moeten vanzelfsprekend op ondernemers gericht zijn, maar óók op het hele netwerk van adviseurs, toeleveranciers, afnemers, belangorganisaties en overheden.
  • Het bieden van handelingsperspectief is een belangrijke voorwaarde om glastuinbouwondernemers te stimuleren (meer) stappen richting fossielvrij telen te zetten. Daarbij is met name aandacht nodig voor ondersteuning van kleine glastuinbouwbedrijven en glastuinbouwbedrijven buiten de clusters. Ook het ondersteunen van koplopers is en blijft belangrijk, waarbij naast investeringssubsidies ook compensatiemogelijkheden voor verliezen onderzocht zou moeten worden.
  • Bestemmingsplannen moeten rekening houden met de aanwezigheid van  duurzame energiebronnen en mogelijkheden voor restwarmtelevering en ook ruimte bieden als deze mogelijkheden er zijn. Daarnaast is experimenteerruimte  belangrijk; ook in andere regelgeving. De CO2-voorziening is essentiële voorwaarde om fossielvrij te produceren en de inzet om alternatieven te ontwikkelen hebben prioriteit.
  • Zorg voor vlottere of gemakkelijkere toelatingsprocedures voor middelen die de biologie in stand houden.
  • Houd in toekomstig gewasbeschermingsmiddelenbeleid rekening met de wens van glastuinbouwondernemers om een soort medicijnkastje met zwaardere middelen te mogen aanhouden om in te grijpen als zich calamiteiten voordoen.

Deze aanbevelingen zijn waardevol voor beleid en aanpak van de thema’s energie en plantgezondheid en zullen worden meegenomen, o.a. in het overkoepelende Tuinbouwakkoord en –agenda, het Klimaatakkoord/Kas als Energiebron.

Dit onderzoek is uitgevoerd door Wageningen Economic Research in opdracht van en gefinancierd door het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, in het kader van het beleidsondersteunend onderzoek uit de klimaatenveloppe 2018 die is ingezet ten behoeve van Kas als Energiebron, het innovatie- en actieprogramma van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en Glastuinbouw Nederland.

Meer nieuws