Hoe kan bioteelt de transitie maken naar fossielvrij?

Tristan Marçal Balk (Delphy)

Het inventariseringsproject 'Duurzame biologische teelt inzichtelijk' is opgezet en uitgevoerd met het doel om inzichtelijk te maken hoe de huidige gangbare bioteelt is vormgegeven en welke aanpassingen nodig zijn om de transitie te maken naar een fossielvrije bioteelt. Hiervoor is een studie met veertien interviews gecombineerd met een kennisinteractie om de toekomst en kennisvragen voor een rendabele fossielvrije biologische teelt te definiëren.

Beschrijving huidige bioteelt
Net zoals in de gangbare teelt zijn de meest voorkomende gewassen in de bioteelt tomaat, paprika en komkommer, met als groot verschil dat er een gewasrotatie wordt toegepast om opbouw van bodemziekten en plagen tegen te gaan. Alle biologische teelten zijn onbelicht, en over het algemeen wordt er in januari geplant. De meeste geïnterviewde telers hebben een bedrijfsgrootte van tussen 2.5 en 5ha en een poothoogte van tussen 3.5 en 4.5 meter, en gebruiken al één helder energiescherm. Irrigatie gebeurt met druppelaars en een beregeningssysteem onder de laagste vrucht, voeding en bemesting komt veelal uit de bodem die verrijkt is met compost en/of dierlijke mest, en enkele telers mesten bij met biologische korrels of vloeibare meststoffen. Bij het verteren van deze voedingsstoffen in de bodem komt CO2 vrij, concentraties kunnen bij gesloten ramen oplopen tot 5.000 ppm. De grootste hoeveelheid van deze CO₂ gaat verloren door het ventileren in de warme perioden van het groeiseizoen, en 90% van de telers doseert dan ook CO2 bij.

Warmtebehoefte
Qua inrichting van de klimaatstrategie wordt rekening gehouden met de weerbaarheid van de plant. Vergeleken met de gangbare teelten ligt hier nog meer de nadruk op, de tolerantie ligt lager omdat er bij infectie niet ingegrepen kan worden met het pakket chemische gewasbeschermingsmiddelen. Naast het verdampende gewas is een andere belangrijke aanvoer van vocht de bodem, en om problemen met condens op vruchten en/of plantendelen te voorkomen wordt vaak gewerkt met een minimumbuis en -raamstand om het vocht uit de ramen te stoken. Het overmatig gebruiken van de buizen (niet alleen op warmtevraag) zorgt voor meer onnodige verdamping, meer dissimilatie, en leidt tot zwakkere planten.
Telers gebruiken over het algemeen ketels of WKK’s om in hun warmtebehoefte te voorzien, het jaarlijks gasverbruik van de telers ligt tussen 19 en 42m³/m². Bedrijven die gebruikmaken van een ontvochtigingssysteem of een aanvullende fossielvrije warmtebron verbruiken 30% minder gas. Zelf geven de telers aan dat de meeste besparingen op gas zijn te doen door de minimumbuis minder te gebruiken, ontvochtiging, en de toepassingen van HNT. Laatstgenoemde wordt door sommige telers al gebruikt, maar resultaten zijn wisselend en risico’s worden niet snel genomen door het gebrek aan chemische gewasbescherming, waardoor gewasgezondheid wordt verkozen boven gasverbruik. Andere belemmeringen voor de transitie naar fossiel-vrij zijn de locaties (vaak niet aangesloten in een tuinbouwclustergebied) of bedrijfsvoering (lage poothoogte). De telers willen bewuster omgaan met het gebruik van fossiele energie om het positieve imago dat zij hebben van de consument verder te versterken. Vandaar gebruiken sommige telers al creatieve oplossingen zoals een biomeiler of een aansluiting met een houtstookinstallatie, al zijn daar ook kritische reacties op vanuit de lokale gemeenschap of breder vanuit milieuorganisaties.

Beschrijving fossielvrije bioteelt
Als benchmark voor een fossiel-vrije bioteelt kunnen ervaringen uit het telen van chrysanten en tomaten worden gebruikt om het kader te schetsen van hoe de toekomstige bioteelt ingevuld zou kunnen worden. Belangrijk is dat fossiel-vrije technieken integraal moeten passen in de teelt, en geen nadelige invloed mag hebben op het kwaliteit van het product, gewas en bodem. Het veelvuldig gebruik van ontvochtiging in de chrysant heeft laten zien dat er minder gelucht hoeft te worden waarbij CO2 beter benut wordt, en dat dit niet ten koste hoeft te gaan van gewaskwaliteit omdat de praktijkervaring leert dat het gewas prima reageert op de ontvochtiging. Bij een betere benutting van de warmte blijft nog steeds een resterende jaarlijkse warmtevraag van 20 m³/m² openstaan, maar die zou voor een groot deel ingevuld kunnen worden met warmteterugwinning in combinatie met een warmtepomp. In combinatie met slurven die boven het gewas hangen kan dan een goede luchtmenging gerealiseerd worden van kas- en inblaaslucht, zoals ook gebeurt bij chrysantentelers. Het fossielvrije bioteelt concept bestaat dan uit een kasuitrusting met:

  • Twee heldere energieschermen, waarvan één scherm het licht diffuus kan maken;
  • Luchtbehandelingskasten met warmteterugwinning via een koelblok;
  • Warmtepomp;
  • Warmtebuffer om warmte op te slaan en te kunnen gebruiken op etmaalbasis;
  • Groot verwarmingsoppervlak: verdubbeling van onderbuizen met behoud van groeibuizen;
  • Luchtslurven boven het gewas door om droge lucht in de kas te blazen. Dit vraagt om een kas met voldoende hoogte.

Met de uitrusting zal dan ook de teeltstrategie aangepast moeten worden voor het verbeteren van gewaskwaliteit en het verder besparen van energie en CO₂:

  • Ontvochtigen om warmte-input door vochtproblemen te voorkomen en tegelijkertijd de kas beter te kunnen isoleren door ramen en schermen gesloten te houden en zo indirect de warmtevraag verder te verlagen en CO2 in de kas te houden;
  • Warmte inbrengen alleen nog op warmtevraag;
  • Maximaal gebruik van schermen om warmte uitstraling van het gewas en zo condensvorming door een koud gewas te voorkomen;
  • Toepassen van lange termijn licht-temperatuur integratie om piekverbruik in de warmtevraag te verlagen;
  • Plantbelasting hoeft niet verlaagd te worden om energie over te houden om de weerbaarheid van de plant te verhogen;
  • Gebruik van compostsoorten met stabiele koolstofverbindingen voor de langzame vrijgave van CO2 uit de bodem gedurende de gehele teelt.

Meer nieuws